trombones.nl - dé toonaangevende trombones site van nederland
  > home > historie - u bent nu hier  
   > informatie over de historische ontwikkeling van de trombone
 

 

 

 

 

 

 

 


19e eeuw

Na 1800 breekt de periode van de moderne trombone aan.
O.a. door de opkomst van militaire (en daarna ook burger- harmonie en fanfare-) orkesten worden de trombones wat betreft klank en karakter verder ontwikkeld.

Door de trombones wijder te gaan bouwen worden ze in de open lucht extra goed bruikbaar. De belangrijkste ontwikkeling is die van de beker, van een vaasvorm naar een meer gebogen vorm.
Zie afbeeldingen van trombones na 1800 !!

Ook komt de trombone steeds meer voor in opera’s, vooral in Italiaanse.
Rossini (1792-1868) met La Gazza Ladra en Wilhelm Tell, oorspronkelijk voor ventieltrombones + cymbasso (contrabasventieltrombone)
Deze romantische opera’s konden de dramatische klank van het laag koper goed gebruiken.


ventieltrombone (1850)

En hoe meer de trombone ingeburgerd is in het opera-orkest, hoe kleiner de stap wordt naar ook een vaste, regelmatige toepassing in het symphonieorkest in deze tijd van opkomende romantiek.

Als laatste der grote Weense Klassieker paste Ludwig van Beethoven de trombonegroep voor het eerst toe in een symphonie, zijn 5e in c-klein in 1808. Ook de 9e Beethoven (1823) in d-klein. Twee trombones (alt+tenor) schreef hij voor in zijn zesde symphonie in F (1808).


barock alttrombone in Es

Belangrijke vroeg-romantische componisten die hem navolgden waren:

  • Schubert bv 8e Symphonie, de Unvollendete (1822)
  • Mendelsohn
  • Schumann bv 3e (Rheinische) in 1850 en 4e Symphonie (1841-1851)
  • Brahms 1e Symphonie (1855-1876)

en andere romantische componisten pasten de trombone bijna als standaard toe, terwijl de orkestbezettingen onder invloed van componisten als Wagner, Bruckner, Mahler en Richard Strauss ongekende afmetingen bereikten.

De opera componist Giuseppe Verdi (geboren: 1813 Le Roncole / Busseto overleden:1901 Milaan) was aan het begin van zijn carrière al doende met het probleem van de trombonesectie, in de bas-onderkant. De Bashoorn voldeed maar ten dele, en de Ophicleïde (bas-kleppen-hoorn) was nog niet ontwikkeld. Toch wenste Verdi, ter versterking van de onderkant van de Trombone-sectie, een vervangend instrument voor de toen voor handen zijnde bastrombone's met hun lange schuiven met pook, in stemmingen van FF, EEb, en CC. Overigens, als 4.Posaune door Wagner ook in de Duitse Tetralogieën Rheingold als 'Kontrabasposaune' gebruikt....

Edoch, Verdi kreeg in ca 1840 de beschikking over de zgn 'Cimbasso', de Ventiel-bas/contrabas-trombone's Eerst in de gestrekte ovale Tuba-vorm met 4 perinet- zuigerventielen in BBb, later 'voor het speelgemak' in de nu bekende gebogen vorm in FF gestemd met 5 a 6 cylinder-draaiventielen uitgerust.

Dit, om het ruimtegebrek in de toen nieuw uitgevonden- verzonken orkestbak vóór het opera-podium. Een Bühneontwikkeling, die Richard Wagner overigens ook in Duitsland, Bayreuth introduceerde.
Had Verdi de Cimbasso tot beschikking, Wagner werd door bouwer Möritz Berlijn van een echte Contrabastrombone voorzien.In navolging van de uitvinding van Sättler in 1838. De Möritz Contrabastrombone was in tegenstelling tot de toen gangbare bastrombone's, wijder gemensureerd, en voorzien van een kwartventiel, waardoor het mogelijk werd, het 'gat tussen de 'pedaaltonen' en de rest van de natuurtonen vanaf de 2e en verder, te overbruggen.

Behalve dat de trombone in de 19e eeuw een gouden tijdperk tegemoet ging vonden er enkele ontwikkelingen plaats.
Daar de ontwikkelingen min of meer per land verschilden noem ik ze hier puntsgewijs per land:

A - Frankrijk

De samenstelling alt- tenor- bastrombone verdwijnt hier in de loop van de eeuw, zodat ten tijde van Hector Berlioz alleen nog gespeeld wordt op tenortrombones (wel 3 stuks) in het symphonieorkest. Dit met vrij smalle boring trombones o.a. al van Courtois.
Rond 1860 boring 11,4 mm en de beker 15 cm doorsnee.

B - Duitsland

Hier ging men ook steeds meer over op 3 tenortrombones. De bastrombone nu dus ook in Bes werd wel met een grotere beker en een wijdere boring gebouwd. En vanaf de uitvinding van het kwartventiel door Sattler in 1839 te Leipzig werd deze op de bastrombone toegepast.
In deze tijd werd de tenortrombone ook met een wijdere beker gebouwd.
Boring 14,5 mm en bekerdoorsnee 22,5 cm van een bastrombone met kwartventiel uit 1863, tenortrombone met boringen van 12 mm.

C - Engeland

In Engeland werden de tenortrombones naar het franse model overgenomen, dus met de nauwere boring en werden gebruikt tot ca. 1930.
De bastrombone in Engeland stond in G (tot zelfs wel in de jaren zestig van de 20e eeuw) en had als nadeel de vrij dunne boring, kleine beker, lange schuif en als laagste toon de Cis (geen C en B etc.)

Nog enkele opmerkingen over de Duitse trombones in de 19e eeuw:

  • ze hebben nog geen verdikking aan het einde van de binnencoulise
  • het bekergedeelte is wijder (breder) gebouwd vanwege de grotere bekerdiameter
  • er zit nog geen schroefdraad tussen beker en schuif
  • later speelde de 2e trombonist ook meestal op een Bes/F trombone
  • Hier en daar werd de F-bastrombone en Es-alttrb nog steeds gebruikt (o.a. Berlijn)





> Inleiding
> Bronstijd - Mozes
> De Romeinen - Middeleeuwen
> 15e eeuw - 17e eeuw
> 18e eeuw
> 19e eeuw
> 20e eeuw - heden

met dank aan Dick Bolt

> Discussieer over dit onderwerp

 

  historie
  mondstukken
  onderhoud
  shop
  interviews
  forum
  vraag & aanbod
  links database
  contact
   
  www.trompet.nl
   



Copyright © trombones.nl, Alle Rechten Voorbehouden.